Waarom het OK is om een filosofisch boek over films te lezen

Is iets OK wanneer het speciaal voor mij is? Hangt ervan af natuurlijk. Ik moet eerst weten wat je bedoelt met speciaal voor mij. Is het iets speciaals dat ik van iemand heb gekregen? Of is het alleen voor mij en niet voor iemand anders? Het kan ook nog in beide opzichten, iets is heel speciaal, de gever vermoedt dat alleen ik het kan waarderen maar hijzelf niet.

Van filmvriend Maarten kreeg ik een boek over films. Hij mompelde er iets bij van dat hij boeken aan het opruimen was. Het was dus niet een boek dat zo speciaal voor hem was dat hij het in zijn kast wilde houden. Het onnadrukkelijke van zijn schenking suggereert niet per se dat hij het zooi vond, kan ook zijn dat hij me niet wilde opleggen om het boek te lezen of te houden, en dat is verenigbaar met de idee dat het boek voor mij misschien wel iets heel speciaals is.

Ik houd ervan om iets wat mij wordt gegeven te zien als iets waarvan ik iets kan leren. Het is een raadsel dat ik moet ontcijferen, of wat ik moet beantwoorden met een tegenraadsel. Hier lijkt een ethiek van dankbaarheid in het spel. Maar die term is zeker na gisteravond erg besmet geraakt, toen de twee pitbulls van de Oval Office Zelensky voor het oog van de wereld hem beschuldigden van ondankbaarheid, waarop Zelensky later in de social media een meervoudig dankwoord uitsprak, wetende dat maffiabazen alles inzetten om toe te werken naar geweld, spektakel, dood. Dank heeft altijd iets maffioos, eigenlijk net zoals respect.

Tegen deze achtergrond krijgt het een iets meer beladen betekenis om een Amerikaans boek te lezen over films, met de schijnbaar onnadrukkelijke titel Why it's OK to love bad movies. Alles in de politiek draait steeds meer om de cultuur, filmregisseurs en acteurs maken politieke statements, de hele Amerikaanse filmsector wordt zo langzamerhand een politiek statement. Als we dan toch maffia willen zien, zien we liever Marlon Brando dan Trump, en leren we meer over de zeden.

Goed, nu terug naar dat speciaal voor mij. De schrijver van het boek, Matthew Strohl, is filosoof, laat daar weinig van merken, bespreekt vooral veel slechte films en argumenteert zich een slag in de rondte om de vraag van de titel te beantwoorden. Maar in het slothoofdstuk komt hij er toch niet onderuit om de kwestie op een algemener niveau te brengen. Hij vraagt zich af: 'Why think that art has value in its own right? Why not think that the value of art is just the value it has for particular people?' (p.172) Zijn antwoord is zeer beslist dat we kunst niet zomaar waarderen, we willen dat er goede redenen voor zijn. Daarnaast is het best mogelijk dat je van slechte films in je eentje geniet, 'but Bad Movie Love is so much richer when it hooks up with this larger network.' (p.175)

Tussen twee haakjes: we zitten nu midden in de ethiek van Aristoteles met een vleugje Kant. Strohl legt uit dat zijn esthetica een bijdrage wil zijn aan het goede leven, het gaat niet om verplichtingen maar om wat ons leven de moeite waard kan maken, kan verrijken. En er zit iets gemeenschapsstichtends in het deelnemen aan kunst, we leggen verbindingen tussen de zintuigen (sensus communis in strikte zin) en door op zoek te gaan naar de regels van onze smaakvoorkeuren creëren we het model voor gemeenschappelijkheid (sensus communis in bredere zin), waarmee we kunnen ontsnappen aan ons individualisme.

De stijl van veel Angelsaksische filosofie is nog steeds vaak dat de grote namen worden weggelaten. De filosoof brengt de sensus communis eerst terug naar de common sense, naar de dingen die we allemaal meteen herkennen. Dat hoeft niet altijd waar te zijn, ik herkende in dit boek bijna geen enkele filmtitel, waardoor ik mezelf geneigd ben te positioneren als lonely hermit, maar waar geen gemeenschappelijke smaak voorhanden is kan die natuurlijk altijd nog ontstaan, en dit boek zou het begin kunnen zijn.

De titel brengt ons vaak verder. Iets in mij vertrouwt het namelijk niet helemaal wanneer iemand me zegt dat mijn leven een stuk rijker kan zijn. Ik heb filosofie meestal niet nodig om mijn leven te verrijken, zeker niet als die filosofie me vertelt dat ik vooral veel films met andere mensen moet kijken, in de institutionele netwerken die daarvoor bedoeld zijn. De titel brengt me ook in dit geval verder om te begrijpen wat er zo 'speciaal voor mij' is aan dit boek, Why it's OK to love bad movies. Laat ik de titel in drie stukken knippen.

Why it's OK

Je zegt meestal niet dat iets OK is als je je leven een boost wil geven, als je wil dat je leven een stuk rijker wordt. De term schijnt afkomstig te zijn van de Boston Morning Post van 1839, waarin de afkorting o.k. (met puntjes) stond voor oll korrekt. Een jaar later werd de term gebruikt voor de herverkiezingscompagne van Martin van Buren, die afkomstig was uit Kinderhook in de staat New York. Hij noemde zichzelf Martin Old Kinderhook van Buren. Er zijn ook andere theorieën over de herkomst, maar we zitten hier in de sfeer van de common sense, en de herkomst doet minder ter zake. Hier tellen vooral twee dingen: 1) het boek maakt deel uit van een serie, een formule, waarin alle boeken beginnen met 'why it's OK to...'; 2) het kader van Strohl, good life, waarin de verrijking van je leven tot doel wordt gesteld.

Toch blijft aan die uitdrukking OK op een of andere manier de betekenis hangen van rechtvaardiging. Je beargumenteert iets omdat er mogelijk een aanklacht is. Die aanklacht vinden we bij Strohl geformuleerd, er is een enorme community die vindt dat het kijken naar slechte films tijdverspilling is. De aanklacht is vaak niet als zodanig expliciet geformuleerd, maar is de aanname onder veel recensies die beschikken over criteria voor goede films. Wat Strohl filosofie noemt, past in de traditie van de Apologie van Plato, waarin Socrates zich teweerstelt tegen de aanklacht dat hij de goden niet zou eren en de jeugd zou bederven. Hierin buigt hij binnen een juridische setting het betoog om naar levensvragen.

Wat de letters OK in dit verband zeggen is dus misschien minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Er zit een spanning of tegenstrijdigheid in, tussen wat volgens de regels geoorloofd is en wat we graag willen bevorderen, ook en tot op zekere hoogte juist doordat we de regels aanvechten. Vandaar dat Strohl zo sterk aanleunt tegen de avant-gardekunst. Daar worden de regels steeds gebruikt om ze te overtreden en op zoek te gaan naar nieuwe regels. Het gebaar van Kant dus om vanuit een ervaring op zoek te gaan naar regels. Het spontane, directe genieten is blijkbaar niet voldoende, we komen altijd iets tekort, er moet altijd iets bij, we schieten altijd tekort tegenover de regels, de bestaande of toekomstige regels. Tegenover de verrijking van het goede leven staat de verarming van de filosofie, het gemis of gebrek.

to love

Strohl voert een constant pleidooi voor een positieve waardering van de 'bad movies', en de keerzijde daarvan is dat hij negatieve waarderingen bestrijdt. Dat negatieve zit niet alleen in de filmkritiek, maar ook in het ridiculiseren van de bad movies. We kunnen samen lachen om slecht acteerwerk, maar door erom te lachen begrijpen we vaak niet goed wat er gebeurt. Zo kan de acteur zijn rare accent opzettelijk hebben ingezet, of is er een tragische context waar lachen ongepast is. Dat raakt nog verder uit zicht door de bad movies vooral in beeld te brengen met memes. Alles wordt uit zijn context gehaald zodat we erom kunnen lachen. Strohl past meer bij de middeleeuwse gedachte dat God van de mens houdt zoals zij of hij is. Zo zouden we ook moeten houden, zo kunnen we houden van zogenaamde bad movies, om wat ze zijn, wat de vraag oproept hoe die film is, en hoe we ervan kunnen houden.

bad movies

In een filosofische  recensie van dit boek kwam ik de gedachte tegen dat Strohl teveel blijft hangen in het good en bad, wat hij vaak combineert. De titel van hoofdstuk 1 luidt 'The Good, the Bad, and the Good-Bad'. Maar eigenlijk zou je Nietzsche moeten volgen met zijn 'aan gene zijde van goed en kwaad', zegt de recensent. De naam 'bad' in bad movies lijkt steeds misplaatst, precies niet de betekenis of waardering op te roepen waarnaar Strohl op zoek is. We houden niet van deze films omdat ze slecht zijn, en zelfs niet omdat ze good-bad zijn. Strohl komt na zijn zoektocht tot de volgende formule: 'An artwork is good-bad if it is good in the final sense partly in virtue of being bad in the conventional sense.' (p.181) Dat lijkt toch weer niet op het 'aan gene zijde' van Nietzsche, goed is gewoon goed, 'in the final sense'. Maar wat Strohl wil vermijden is denkelijk de tautologie. Hij had zijn boek ook kunnen noemen 'Why it's OK to love good movies', waarbij we OK voor het gemak maar opvatten als 'good in the final sense', met inbegrip van de onconventionele aspecten ervan. Zo'n tautologie vraagt ook weer om uitleg, en uitleggen is vooral wat Strohl wil doen, en waartoe hij denkt dat de bad movies oproepen, ze vragen om uitleg.

Er is nog een andere correctie of aanvulling van een eerdere formule die verhelderend kan werken: 'The value that art has for a person consists in its capacity to enable valuable activities of engagement for that person.' (p.177)  Geheel in lijn met het aristotelisme gaat het om de 'activities', het zijn die activiteiten die een bepaalde meerwaarde hebben boven de theoretische beschouwing, als plaats van inzicht met name. Toch denkt ook Aristoteles dat de activiteiten ons voeren naar de politiek als vorm van leven (hier bij Strohl enigszins uitgedrukt in het 'engagement') en de allerhoogste vorm van leven is weer het leven van de filosoof, de theoretische beschouwing. Dat is de activiteit bij uitstek.

De filmkijker is ongemerkt naar dat leven op weg. Hij denkt eerst dat hij de beste films moet kijken, omdat er zoveel films zijn en je nu eenmaal niet alles kunt zien. Daarna wil hij liever kijken naar bijvoorbeeld slechte actiefilms, waar het lichaam in beeld wordt gebracht, dat ons wegvoert van de conventionele regels. De held trekt zijn shirt uit om het bloed van de vrouw te stelpen en breekt zodoende met de code dat je blote mannenlijven liefst niet toont (behalve Stallone met een mitrailleur). Daarna gaat hij aan zijn vrienden uitleggen waarom zijn filmkeuze een zoektocht is naar het goede leven. En uiteindelijk komt hij terecht, na alle bad films, bij de filosofie, de verarming, het weten dat je het nooit zult weten, de liefde voor de wijsheid.

George Clooney apologises for 'destroying' Batman & Robin 18 years later |  The Independent | The Independent
'BAM! Batman's crotch in a codpiece.' (p.69) (George Clooney)

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De toverberg cadeau

Het werd weer tijd voor De toverberg . Theoloog Cor gaf me deze roman cadeau, nadat we hadden gepraat over de betekenis van filosofie. We li...