Beroep op mij

Als iemand tegen mij zegt 'wij doen een beroep op jou' ruik ik weer een speciaal voor mij. Iemand neemt de moeite om mij aan te spreken en iets van mij te vragen.

Als iemand een beroep op mij doet voel ik me gevlijd. Wat fijn dat er nog iets van mij verwacht wordt, terwijl ik iedereen zo heb laten zitten! Steeds worden me nieuwe kansen geboden.

Op onze school is een conflict gaande, en dan is het wel heel mooi dat mij speciaal het vermogen wordt toegedicht vrede te brengen. Ik heb het er akelig bij laten zitten, maar van bovenaf krijg ik vergeving en meteen ook de hoogste plaats. Mijn blog is nu mijn zetel.

De vakbond verwoordde het weer op zijn eigen manier. Die waarschuwde ons om wel gewoon de bevelen uit te voeren die de leiders over ons uitroepen. Doe je aan werkweigering, dan maak je het hun wel heel erg makkelijk. Niet doen dus!

Het is een oude tactiek als je al je ondergeschikten persoonlijk aanspreekt, verdeel en heers. Wij doen een beroep op jou houdt in dat ze jou aardig vinden en daarom hopen dat je met hen mee ten strijde trekt tegen hun vijanden. Klopt, maar dan zeg ik weer dat de kampioen van de verdeel en heers (Caesar) zelf ook weer door messteken om het leven is gebracht.

Wat ik zo mooi vind aan die oproep is het riskante ervan. Ze zeggen 'wij', en daarmee riskeren ze dat iemand van hen opzij stapt. Geschrokken. Ben ik dat? Wie is die wij die mijn naam onder die oproep heeft gezet?

Speciaal voor mij is nu ook speciaal voor die ene persoon. Hij kwam vandaag bij ons binnen.

 The Roman use of “sacramentum” will bring you deeper into the sacraments

Gewoon mijn weg volgen

Ik ben een dwaler, zeg ik graag tegen mezelf. Nee, ik ben thuisloos! Dat zeg ik tegen mezelf als ik aan het wandelen ben. Hoe voelt het voor een vluchteling als hij al die eindeloze kilometers aflegt langs een weg, een spoor, langs een hek? Dat weten we niet. Misschien benaderen we dat nog het meest wanneer we een lange wandeling maken.

Je wordt moe. Je krijgt pijntjes, en vantevoren weet je niet waar. Je zit niet in je auto of op de fiets, en de anderen wel. Je hebt dus ook het verkeerde tempo, het schiet niet op. Zo kun je gaan denken dat je wordt buitengesloten en dat die vluchteling je natuurlijke bondgenoot is, bijna.

Er zijn rond deze idee hele wandelevenementen georganiseerd, geloof ik, waarbij je in grote groepen 's nachts wandelt. Daarbij zorg je wel voor voldoende media's, want het is toch een demonstratie. Je weet ook wel dat jouw wandeling niet te vergelijken is met de eindeloze tochten van vluchtelingen. Maar je komt wel mooi uit je comfortzone, je hangt hoe dan ook ergens tussenin.

Iets in godsdienst komt overeen met wat ik bedoel. Ik denk met name aan het joodse Loofhuttenfeest. Je maakt een hutje op het dak van je huis om op jouw manier te denken aan jezelf, je volk, toen je vluchteling was. Zo kun je ook ethisch meer rekening gaan houden met de vluchteling, want je was ooit zelf die vluchteling. Zo kun je al wandelend bij de gedachte uitkomen dat wandelen een vorm van gedenken is.

En na deze verheven gedachte ook maar meteen even wat me stoort aan dat gewandel. Ik erger me steeds meer aan dat rollenspel dat ik de hele tijd uitvoer, alsof ik daar een beetje loop te acteren. Nu eens ben ik de landheer die zijn landgoed inspecteert, dan weer de boer die kijkt hoe de bieten erbij staan, of de filosoof die terugkruipt in zijn lichaam omdat filosofen boeken over Nietzsche en wandelen schrijven waarin me dat wordt geadviseerd, dan weer de gesprekspartner - boek van Twan Huys - of de sportprestatiegrenzenverlegger. En ga zo maar door. Dat word ik dus een beetje zat.

Wandelen is dus ook wel oorlog in mijn hoofd. Wanneer dan? Nu, op dit moment, nu ik van een afstand kijk naar mijn gewandel van vandaag. Raar genoeg had ik er al wandelend weinig last van. Ik wilde iets ervaren, iets wat ik misschien nog nooit eerder op deze manier had ervaren. Ineens had ik een gek idee, wandelen van de ene stad naar de andere, de volgende. De weg liep naast een snelweg. Dat had wel iets. Links de A50, rechts de harige koeien achter de hekken van de Veluwezoom, en daartussen de mensch die allebei is. Of dus iets ertussenin.



Ronald Giphart en ik met banaan

Hé Els, zei ik tegen mijn collega Nederlands, die man daar, ken je die? Ik doelde op Ronald Giphart die ineens bij ons in de personeelskamer stond. Ja, dat is hem. Zeg Anton, is het raar als we hem vragen om met hem op de foto te gaan?

Mij moet je zoiets (niet) zeggen. Ik bedoel: uit mezelf zou ik zoiets nooit durven, maar met een zetje in de rug durf ik wel. Dus wij op hem af, en zo bestaan er twee foto's, een met Els en een met mij.

Het was toevallig de dag na het overlijden van Jeroen Brouwers. Nu ik toch naast Giphart stond durfde ik hem evengoed te vragen of hij wist over welke roman het ging die ik van Giphart had gelezen, lang geleden, dat hij Brouwers zo bewonderde enzo. 'Dat moet Giph zijn geweest', zei Giphart. Verder hadden we het kort over (geloof ik) dat hij het jammer vond dat hij geen gymnasium had gedaan, of maar een jaartje.

We zijn weer een jaartje of wat verder, en Giphart is opnieuw door mijn collega's geschiedenis betrokken bij een project met leerlingen over spreken met lokale Molukkers. Dat is op zich al leuk en leerzaam, dan zitten die lui ineens ook in je personeelskamer, en dan willen ze weten van welke partij Laurens is (D66) en ik (GroenLinks). Het zijn ook maar gewoon mensen wil ik maar zeggen, en nebenbei praat ik met collega's over de treinkapingen (twee Molukkers waren afkomstig uit Tiel) en over Molukkers die ik me herinner uit Heerlen vroeger.

Vandaag was hij er weer. Nu met een colbertje aan. Hij kwam net de personeelskamer binnen toen ik eruit wilde lopen, ik met mijn banaan. Ik stapte terug, hij stapte naar binnen. Hij groette me. Waarom ik dit zeg, is omdat bij onze vorige 'ontmoeting' ik degene was die hem groette. Nu nam hij het initiatief. Zou hij me herkend hebben? Of hij vond het gewoon grappig dat ik met die banaan achteruit stapte.



Disaster - In memoriam Raoul Teulings

Ik heb me aardig in de nesten gewerkt met die formule speciaal voor mij. Kan ik wel schrijven over cadeaus die ik krijg zonder de gever in verlegenheid te brengen? Het verjaardagscadeau is de oerscène van mijn formule. Je hebt er lang over gepeinsd, bent naar de boekhandel gegaan of iets anders. Lukt het je al om mij iets te geven wat ik graag zou hebben en niet zelf al heb gekocht, dan komt daar nog bij dat je ook graag iets geeft wat je zelf leuk vindt. En wat voor jou ook speciaal is. Speciaal voor jou dus.

Er komen allemaal trauma's boven. Wilde ik een keer een paar kratten boeken naar de papiercontainer brengen, zag mijn lief me sjouwen en zag ze tussen de boeken een cadeau dat ze me een paar jaar eerder had gegeven. Je kunt zo'n cadeau dus ABSOLUUT niet reduceren tot eigendomsoverdracht.

Vanmiddag was ik met diezelfde lief (ze is echt heel lief hoor) in een museum waar de directeur ons met een groep gidste langs de kunstwerken. Hij legde uit dat een kunstenaar dan wel een werk aan hem kan verkopen, daarna blijft dat werk toch ook van die kunstenaar. Niet dat de musea de kunstenaars onderhouden. Het is wel een transactie. Maar dus weer niet zo dat jij de eigenaar bent. Je mag blij zijn dat je bij de transactie de MATERIE krijgt, maar de kunst is van de kunstenaar en van de mensheid, ten diepste.

Het werd nog dramatischer. We liepen langs een raam met houten lijst dat op de grond stond, en waar iemand iets doorheen had gegooid. Het was een kunstwerk van Raoul Teulings. Die had me in 1998 uitgenodigd om bij zijn kunstfestival in Amsterdam een lezing te houden over kunst en filosofie. Het waren heftige dagen, want Inez verloor in die weken haar moeder en we kregen onze Noraly (Inez schreef over dit jaar, waarin ook nog haar beste vriendin zelfmoord pleegde, een mooi boek, Vertraagde wake). 

Vooral het geweld blijft me bij. Zoveel heftigs, ik probeerde dat in mijn lezing te combineren met de kwetsbaarheid van ELK kunstwerk, structureel. We bezochten toen, in 1998 dus, een paar weken later samen dat kunstfestival van Raoul. Hij kwam naar me toe, zichtbaar geschokt. Er stond op het terrein een kunstwerk opgesteld, en er had een jongen in trainingsbroek tegenaan getrapt. Kwetsbaar dus, die kunstwerken! Ja, maar dat had ik al gezegd, in mijn lezing, en Raoul daarvoor, in zijn toelichting aan mij.

Hoe was het nu met Raoul? Tien jaar geleden, zei de directeur vanmiddag, heeft hij zelfmoord gepleegd. Ergens onderweg naar Arnhem, in een motel.

Ik kijk naar dat gat in het raam, een kunstwerk uit 1997, een jaar voor het festival waar ik bij was. Het gat heeft de vorm van een ster. Raoul had het gemaakt in samenwerking met een ambachtsman. Die moest een gat in het raam gooien. Maar dat had hij heel netjes gedaan, in de vorm van een hele mooie ster. Raoul had het afgewerkt met scherpe randjes, dat wel. Een ster met scherpe randjes, als dat nog geen voorteken was. Dis-aster, zijn cadeau.

(W)hole in one, weergave in de handleiding


Moet ik Alcibiades lezen?

Er komen steeds meer redenen om Alcibiades te lezen. Vorige week was de schrijver nog bij Buitenhof, waar hij werd ingezet als waarschuwer tegen het populisme. Dat is nu gekoppeld aan de verdieping in de democratie in een van zijn sterkste vormen, van Athene in de oudheid. De naam Thucydides viel een paar keer, de geschiedschrijver met hekel aan effectbejag.

Een goede vriend opende het gesprek over Alcibiades, of ik het ging lezen. Ik dacht: waarom lees je het niet zelf dan? Hij vertrouwde erop dat ik het als classicus toch wel ging lezen. Speciaal voor mij krijgt nu (opnieuw) de kleur van plaatsvervanging. Ik lees het opdat jullie het niet hoeven te lezen.

Ik zou nu kunnen beginnen met redeneren. Zou het een met het ander te maken kunnen hebben? Heeft populisme iets te maken met de opdracht aan de elite om bepaalde dingen te doen, zodat zij het zelf niet hoeven te doen? En vervolgens die elite ervan langs te geven zodat ze zelf aan de gevolgen daarvan kunnen ontsnappen?

Redeneren helpt hier even niet. Geen idee waar ik Alcibiades moet plaatsen in deze politieke strijd. Toen hij de geslachtsdelen van de Hermesbeeldjes afhakte, waarschijnlijk in een dronken bui, wilde hij zich ervoor verantwoorden bij de rechtbank. Maar zijn tegenstanders wachtten liever tot hij op expeditie was naar Sicilië, om hem terug te kunnen roepen. Dat om het effect. Toen ontsnapte Alcibiades naar de Spartanen, de vijanden van Athene in de burgeroorlog.

Geen idee van iets hebben was volgens Socrates ook wel een kenmerk van zijn filosofische tegenstanders, de sofisten. Alcibiades wordt wel gezien als de machtigste vertegenwoordiger van de sofisten, de leraren in welsprekendheid. Ze wisten de taal te plooien om macht te krijgen, hebben, houden. Minder belangrijk was of het klopte wat ze zeiden. (Ik ben kennelijk nog steeds aan het redeneren:) Misschien heeft macht altijd wel met onbetrouwbaarheid te maken.

Zorgen dat je gezien en gehoord wordt. Zorgen ook zeker dat je gelezen wordt. Zorgen dat je op de buis verschijnt.

Ik weet het niet, ik weet het niet. Aan de ene kant zie ik wel dat het een boek is speciaal voor mij. Aan de andere kant heb ik zo mijn eigen zorgen. Ik begrijp de Alcibiades van Plato niet eens, die aan het eind van Symposion ladderzat vertelt over zijn liefde voor de onbegrijpelijke Socrates. Maar even wachten tot de hype over is en er negen exemplaren van die nieuwe Alcibiades op de bieb staan te wachten. Op mij speciaal.

The Rude Statues That Caused Athens' Democratic Downfall | Cracked.com


Klagen is aantrekkelijk - Opnieuw Harry Kuster over Alanus

Als mensen meer zorg voor taal hebben zullen ze elkaar beter begrijpen en verkleinen ze de kans op gewapende conflicten. Alleen al daarom wa...