De toverberg kun je goed lezen als een tragedie. Onverbiddelijk doet de tijd zijn werk. Wat begon als een mooie reis, het bezoek van Hans Castorp aan zijn neef, loopt via ziekte en confrontatie uit op de dood in de modder van de Eerste Wereldoorlog. Echter, we hebben ons laten voorlichten door de Wikipediapagina-auteur dat Thomas Mann zijn roman niet als tragedie schreef, maar als satyrspel, het verwarrende naspel van de tragedies. Het vergt dan alleen nog een klein sprongetje mijnerzijds om de verbinding te leggen met het beroemde boek Symposion van Plato, waar voorname heren met elkaar in gesprek zijn over de liefde. Het wordt afgesloten met een bijzondere variant van het satyrspel, als generaal Alcibiades de afterparty opent, stomdronken, en gewag maakt van zijn verliefdheid op zijn mentor Socrates.
Niet dat ik ooit verliefd was op mijn stagebegeleider Cor, die me De toverberg cadeau gaf, maar ik kon het boek onmogelijk lezen zonder te denken aan hoogwaardige zaken als geschenk, vriendschap, en aangezien Cor ook theoloog is, zonder te denken aan de mogelijkheid van Gods genade. Zo grijpen de aanleiding en de inhoud van De toverberg in elkaar. Alles in deze roman draait om liefde. Daarvan getuigt ook de laatste zin, die in de doodsvelden van de oorlog uiteraard van een vraagteken is voorzien: 'Wird auch aus diesem Weltfest des Todes, auch aus der schlimmen Fieberbrunst, die rings den regnerischen Abendhimmel entzündet, einmal die Liebe steigen?'
Terugkijkend op mijn leesavontuur ben ik me bewust van de dominante pedagogische toonzetting, mijn niet te blussen leergierigheid. Die lijkt een beetje misplaatst bij zo'n hoog thema als liefde. Liefde is er wel of niet, en in een leerproces bestaat het risico dat de liefde afstompt. Zoiets lijkt ook het geval te zijn in De toverberg. Hans heeft uiteindelijk de belangrijkste les van zijn mentor niet geleerd, en gaat meevechten om een wereld te redden die al verloren was. Settembrini neemt hem dat niet kwalijk, hij begrijpt dat je solidair bent met je volk. Maar de verteller vindt het wel nodig zich een beetje te verontschuldigen voor zijn pedagogiek: 'wir verleugnen nicht die pädagogische Neigung, die wir in ihrem Verlaufe [het verloop van het verhaal] für dich gefaßt'. Er is iets in Hans geweest dat de pedagogische neiging aan de verteller heeft ontlokt.
Ontroerend is het gebaar dat erbij hoort, de middelvinger waarmee de verteller een traantje zou kunnen wegpinken, een neiging 'die uns bestimmen könnte...', bij de gedachte dat hij Hans niet meer zal horen of zien. Het gebaar herkennen we van mentor Settembrini, die een paar bladzijden eerder Hans uit Davos zag vertrekken. De pedagogiek balt zich samen in een vinger, een virtuele of echte vinger, een vinger die naar de hoek van het oog wordt gebracht om die te pinken, te 'tupfen', een woord dat het Duits ook gebruikt voor het deppen van een wond.
Had het ook anders kunnen lopen? Hans was ziek, waarom had hij niet gewoon in het sanatorium kunnen blijven? Een rol hierbij speelt vermoedelijk het voorbeeld van zijn neef, die al militair was, waardoor we de hele betekenis van Hans zouden kunnen opvatten als plaatsvervanging. Hans bezoekt zijn zieke neef, wordt dan zelf ook ziek, de neef gaat naar het slagveld, wordt daar opnieuw ziek, keert terug naar het sanatorium, waar hij overlijdt, en Hans neemt zijn plaats als het ware in, op het slagveld. De lege plaats, de plaats van de heroïek en de dood, moet worden opgevuld, geeft niet hoe.
Dat gevoel van leegte had Hans ook al in het sanatorium overvallen, naarmate hij er langer bleef. We herinneren ons zijn rol bij de discussies van Settembrini en Naphta, waar Hans zijn vinger opsteekt. Hij is leerling in de klas en moet zijn vinger opsteken, zijn wijsvinger ditmaal, om te worden opgemerkt. Tegen het einde van zijn verblijf wordt Hans niet meer opgemerkt, en doet hij ook zijn best niet meer daarvoor. Hij is, zegt de verteller, als de leerling van wie al vaststaat dat hij blijft zitten, en dan hoeft er geen pedagogische aandacht meer aan hem te worden gegeven.
Ik ken zulke leerlingen, en in zekere zin ben ik er zelf ook een. Ik stuur mijn teksten niet naar uitgevers, schrijf mijn blogs, krijg nog wel aandacht, maar in mij schuilt het verlangen - en de vrees - dat ik mijn vinger niet meer opsteek, mijn blogs niet meer stuur naar mijn vrienden, dat de geest in mij tot rust komt. Het schrijven is dan nog gewoon een routine, een boekverslag.
Het is deze dynamiek die ik meen te onderkennen in De toverberg. De liefde neemt er de vorm aan van de betovering die langzaam ophoudt. Zoals mijn dichter-vriend Leo misschien zou zeggen: 'totzoverdetover'. Toevallig of niet, Leo wil me graag betrekken bij een nieuwe onderneming, waarbij we inzoomen op vingers in tekeningen en schilderijen van Lucebert. Waarschijnlijk komt het door Leo dat ik extra ben gaan letten op die vingers in De toverberg, en ik de opgestoken wijsvinger bij Hans zag, de lans-vinger bij Peeperkorn, zijn gebaar ook van precisie, duim tegen wijsvinger, en later de pinkende middelvinger van Settembrini die virtueel wordt hernomen door de verteller zelf.
Deze vingers wijzen naar een tegenspraak, misschien de tegenspraak die de hele roman draagt. De roman wijst naar Hans, de Hans die zijn vinger opsteekt en later niet meer, en naar de virtuele pinkende middelvinger van de verteller. De vingers zijn er nog wel, maar ze worden niet meer ingezet, als instrument of wapen.
Tijd voor een conclusie. De held was niet Hans, of misschien was het wel Hans, maar niet om wat hij deed, zijn vinger en zijn beslissingen, maar om 'wat hem overkwam'. Hans zelf is simpel, zegt de verteller, maar wat hem overkwam blijft ons bezighouden. Daar zit de mogelijkheid dat liefde zal opstijgen, wat overal kan, zelfs in de modder bij Verdun, misschien. Net als de vinger stijgt de liefde, zegt ook Plato. Daarom wellicht staat Socrates in Symposion rechtop, in de vertelling van Alcibiades, hij staat rechtop als hij nadenkt, als het moet heel lang, een heel etmaal. En als hij klaar is dankt hij de god. Die god heeft ongetwijfeld ook Thomas Mann bedankt met een vertelling, en zoals we weten eer je Apollo (om hem gaat het daar, om de geneeskunst, de muziek en de verheldering) met een hermetische vertelling:
'Lebewohl, Hans Castorp, des Lebens treuherziges Sorgenkind! Deine Geschichte ist aus. Zu Ende haben wir sie erzählt; sie war weder kurzweilig noch langweilig, es war eine hermetische Geschichte.'
![]() |
Jan Toorop, Paulus, Lalique Museum |